In het datacenter van Datanetworks wordt de Internet Vitality score berekend: een samengestelde waarde tussen 0 en 100 die de vitaliteit van een verbinding weergeeft. Deze score ontstaat uit een samen spel van algoritmes die latency, jitter, pieken en beschikbaarheid combineren tot één begrijpelijk getal.
Het datacenter voert metingen uit op de directe verbindingen en gebruikt deze als referentiepunt. Metrics zoals gemiddelde ronde-reistijd (RTT), jitter en maximale/minimale waarden worden vastgelegd. Deze gegevens vormen de basis voor correctie en normalisatie.
Daarnaast worden wereldwijd meerdere externe DNS‑hosts benaderd. Hun responstijden en stabiliteit geven een breed beeld van het end-to-end gedrag van het internet. Uitval van hosts wordt gedetecteerd en meegenomen in de berekening.
Om te voorkomen dat tijdelijke lokale degradatie het beeld vertekent, berekenen onze algoritmes een correctiefactor. Deze factor normaliseert externe metingen zodat ze representatief blijven voor optimale omstandigheden. Zo blijft de score betrouwbaar, ook bij variatie in lokale latency.
De exponenten verhogen gevoeligheid voor stijgende waarden, de gewichten sturen relatieve impact. Offline detectie telt het aantal nulwaarden per metriek en vertaalt dit naar een straf voor uitval.